Column 1
Het is inmiddels heel wat jaren geleden dat ik mijn dochtertjes ’s ochtends naar school bracht. In de laagste klassen liep ik dan even mee naar binnen, om de juf en de andere kinderen te begroeten en het laatste ‘werkje’ van dochterlief te bewonderen. Mijn kinderen gingen naar een christelijke basisschool van het degelijke soort vlak bij ons om de hoek. Elke dag werd daar nog begonnen met gebed, liedjes en een bijbelverhaal. Op één van die ochtenden liep ik langs een lokaal waar een slinger van tekeningen hing. Blijkbaar was het verhaal van Jona in de walvis in de klas verteld, want een reeks van opengesperde walvisbekken, spartelende beentjes en zielig kijkende poppetjes in enorme vissen gaapte me aan. Eén van die tekeningen trok mijn aandacht. Jona was daarop te zien met een brede glimlach. Hij zat op een stoel achter een tafel waarboven een gezellig lampje hing te branden. Zo te zien had hij daar in de buik van de walvis een heel gezellig en knus huisje ingericht, zelfs de planten op de vensterbank voor de ramen die uitzicht gaven op de golven, ontbraken niet. ‘Nu Jona daar toch in die enge vissenbuik onder water zit, moeten we het maar leuk en gezellig voor hem maken’, zal de jonge tekena(a)r(es) misschien wel hebben gedacht. En daar zat ‘ie dan. In een schommelstoel, veilig en warm opgeborgen als een baby in de buik van zijn moeder. Ver weg van de boze wereld boven en buiten hem. Wat kon hem deren?
In deze donkere decemberdagen vertonen we allemaal wel wat trekjes van deze Jona. Opgeslokt door ons drukke bestaan, met letterlijk en figuurlijk veel duisternis om ons heen, koersen we af op een onbekende toekomst. Maar daaraan willen we nu even niet al te zeer herinnerd worden. We trekken ons terug in onze huizen, doen de gordijnen dicht en steken kaarsjes aan. We creëren een dikke speklaag tussen onszelf en de buitenwereld. Straks versieren we weer de kerstboom en beginnen allengs de voorbereidingen voor het onvolprezen kerstdiner in vrienden- of familieverband.
Even geen (werk)sores aan het hoofd, geen hartverscheurende beelden vanuit het Midden-Oosten of elders, niet het eindeloze gehakketak van Den Haag of klimaat veranderende onheilsberichten. Op z’n hoogst een stemmig jaaroverzicht op t.v., een ‘feel good’ kerstnachtdienst of een reisje tussendoor naar een kerstmarkt bij onze oosterburen. Met Kerst verblijven we in onze ‘comfortzone’, zoals dat heet, en wee degene die ons daarin komt storen.
Toch is dat maar een deel van het verhaal. Voor veel mensen is Kerst geen ‘comfort’ maar een ‘discomfort zone’. Te veel pijnlijke en verdrietige herinneringen aan wat is geweest of wat had kunnen zijn. Zij zouden eigenlijk maar wat graag gestoord willen worden door een onverwacht bezoek van vriend of familie. Maar in plaats daarvan is er eenzaamheid, oorverdovende stilte, knagende gevoelens. Daar helpt geen kerstsfeer aan. Integendeel, het benadrukt nog eens dat ze buitenstaanders zijn en dus geen deel kunnen of mogen hebben aan al die zogeheten feestelijkheden.
We kennen allemaal wel het vervolg van het Jona verhaal. Na drie dagen en nachten wordt Jona door de vis op het land uitgespuwd. Vanuit zijn donkere holletje ligt hij daar pats boem op het strand te spartelen met knipperende ogen tegen het felle licht. Als een pasgeboren baby zal hij het wel op een schreeuwen hebben gezet, want dit was niet de bedoeling! Maar allengs begint bij hem het besef te groeien dat hij zich niet aan zijn levensopdracht kan onttrekken. Hij mag de wereld niet aan z’n lot overlaten; hij moet zijn verantwoordelijkheid nemen en naar Nineve gaan!
Het kerstverhaal van de geboorte van Jezus zou ook zo’n ontregelende uitwerking moeten hebben. Maar dat doet het allang niet meer. Niet op ons, die het verhaal met toeters en bellen hebben ingepakt en door engelengezang en herdersfluiten gepacificeerd. Door al die kerstkitsch dreigt de portee van het verhaal ondergesneeuwd te raken.
Wat die portee dan eigenlijk is? Ik lees erin dat het kleine, alledaagse en kwetsbare leven van mensen ertoe doet. Het leven van mensen buiten de spotlights, die langs de weg en door het leven struggelen, die zich van overheidswege moeten laten registreren, die voor dichte deuren komen te staan met een kind van niets, mensen die door niemand gezien of opgemerkt worden, de stillen in den lande, ja zelfs het gespuis, waar niemand bij wil horen. Want het is daar dat iets goddelijks zich onverwacht en ongedacht aandient.
Ik wens u allemaal een heel goede Kerst toe en voor daarna een mooi nieuw begin, zoals dat van Jona op het droge!